182 'DE BEDELAAR' EN DE JONGEN

Santa Catharina - Rest. Laguna Azul - Doen alsof er niets aan de hand is.
Santa Catharina - Rest. Laguna Azul - Doen alsof er niets aan de hand is.

PANIEK

Thea-Warrior

 

Als we uit de kerk verder richting het centrum van Santa Catarina lopen, komt er opeens een erg grote bedelaar op me af. Hij loopt nota bene hard met een kruk. Hij heeft gehavende, crèmekleurige kleding aan en een grijns op zijn gezicht. In zijn mond staan enkele tanden. Hij heeft forse gewrichten. Ik schrik erg en doe een stap naar rechts, dan zijn we elkaar voorbij. Achter hem aan loopt een tamelijk jonge jongen. Ook deze stuift aan mij voorbij.

 

Als ik wat later navraag bij Aad blijkt hij de bedelaar niet gezien te hebben. Was hij echt? Ja. Was hij San Pedro? Was hij de armoedige medemens die ik dien te ondersteunen? Ik voel me erg overrompeld. Ergens in mijn hoofd moet ik denken aan een boek, volgens mij 'De Terugkeer van de Inca': Als je niet alert bent, mis je de ontmoetingen die op het spirituele pad zinvol zijn.

 

Onrustig wandel ik door. Santa Catarina kent veel souvenirshops, maar wandelend in de hitte met een kleine rugzak is het niet de bedoeling grotere souvenirs aan te schaffen, en beducht voor berovingen hebben we weinig geld meegenomen. Als ik ergens ga staan kijken, springen verkopers als het ware op mijn rug. Ze staan en gebaren in mijn persoonlijke ruimte en hun energie maakt me bloednerveus. Het is het maar het beste snel door te lopen. Gezien de bestaande armoe is het op zich wel begrijpelijk, toch onprettig dat ik in deze situatie niet rustig kan of durf te kijken. Op deze manier vlucht ik.

Aan de waterkant wassen vrouwen kleding. Het Heilig Meer van Atitlán is diep, maar wordt enkel door regenwater gevoed. Ergens heb ik gelezen dat het sterk vervuild is door erin uitgespoelde pesticiden. Wordt alle afvalwater naar het Heilig Meer afgevoerd? Rioolwater ook? Ik denk het. De verschillen tussen de leefomstandigheden van mensen op de wereld zijn zó groot... het voelt alsof al mijn zenuwen open en bloot liggen.

 

Nog onder de indruk van mijn ervaring met 'de bedelaar' zijg ik neer op een terrasstoel van Restaurante Lago Azul, of zo. Ik heb ruimte, verwerkingstijd, denktijd, hersteltijd nodig. We bestellen kippensoep met pasta, en het eten smaakt verrukkelijk. Ik voel me ietwat beter. Iets verderop begint een groepje mannen met rauwe, luide stemmen te discussiëren. Ze hebben duidelijk onenigheid en een van hen lijkt beschuldigd te worden. Het betreft een belangrijk iemand die zou komen, zoveel begrijp ik wel ervan...  en die persoon is niet gekomen. Door hun ruzie voel ik me weer minder veilig en raak ik opnieuw van slag af. Toch mag hun ruzie geen vergoelijking zijn voor wat er vervolgens gebeurd: dat wat deze dag een zwart randje geeft. Terwijl de mannen ruziën, komt een lief uitziend meisje aan onze restauranttafel staan. Ze probeert vriendschapsbandjes en andere kleine dingen te verkopen. Naast haar een iets oudere, erg nerveuze, jongen. Hij wil ook wat verkopen. En ik? Ik kan er niet meer tegen... daar in Santa Catarina slaat de paniek inwendig toe: ik zou het liefst oplossen. Radeloos wimpel ik de twee kinderen af. Het is nota bene de jongen die achter 'de bedelaar' aan rende!

 

Op het terras is het alsof alle ellende, die ik in de wereld waarneem, op mijn schouders drukt. Daarbij is de lucht drukkend warm, en ondanks dat Aad weet dat het Heilig Meer van Atitlán sterk vervuild is, wil hij erin gaan zwemmen. Ik kan de moed niet meer opbrengen om ruzie met hem te maken om zo mijn waterrat tegen te houden.

Verdrietig wandel ik langs de waterkant. Ik fotografeer de boomstamkano's op het strand. Er zijn bomen voor omgehakt, maar deze boten vervuilen het water tenminste niet met olie, zoals de moderne boten doen. Verdrietig, verdrietig, verdrietig ben ik van wat er op Aarde gebeurd, en van mijn eigen onvermogen en domme handelen. Langzaamaan word ik rustiger. Ik bekijk de vulkaan San Pedro, maar van hieruit is de schedelvorm op de vulkaanflank niet te zien. 

Na geruime tijd besluiten we met een bootje terug te varen naar Panajachel. 

 

Als ik nu, in februari 2021, op mijn ervaring terugkijk, begrijp ik waarom ik in Santa Catharina zo van 'de bedelaar' ben geschrokken. Ik bedoel, ik zie vaker geesten. Meestal vage witte vormen, soms met iets kleur in kleding of zo, maar een geest die zo menselijk is en zo actief, heb ik niet eerder gezien. Verder schrik ik ervan dat de rennende jongen, die ons later nerveus, bevend, niet-sprekend en onder het snot op het terras 'aanspreekt' om iets van hem te kopen, de geest schijnbaar ook ziet èn achtervolgt. Hebben twee mensen tegelijkertijd dezelfde geestverschijning, dezelfde 'hallucinatie'? Of ziet de jongen iets anders? 

Tot op de dag van vandaag betreur ik mijn gedrag op het terras: ik schaam me diep. Ja, ik ben degene die gezorgd heeft voor het zwarte randje rond de magistrale ervaringen van die dag. Allereerst zou ik alles van die twee kinderen hebben moeten kopen, vooropgesteld dat ik daarvoor het geld bij me zou hebben, wat ik betwijfel.

Verder zou ik papier en potlood hebben moeten organiseren om 'de bedelaar' te tekenen. Geesten zijn niet - nauwelijks - te fotograferen, maar wel te tekenen! Mogelijk zou ik zo contact hebben kunnen maken. Waartoe? Ja, dat weet ik ook niet. Ik kan het tekenen altijd nog proberen.

 

Waarom blokkeer ik bijna geheel als mensen mij iets - al is het iets kleins - proberen te verkopen? Waarom raak ik paniek? Het heeft te maken met de idee dat er te veel mensen zijn op Aarde, te veel mensen om 'goed' voor iedereen te zorgen. Los van wat 'goed' is. Al die mensen worden 'gemaakt' en reïncarneren op dit bolletje in de ruimte. Blijkbaar is hier veel te leren. Maar de verschillen zijn zó groot! Welke naaste kan ik helpen als er nog een paar miljard achter die ene staan? Wat is helpen in deze? Hoe arrogant kunnen mensen - vaak 'witte' mensen, maar heus niet altijd - zijn? Hoe arrogant kan ik zijn? Ik wil niet arrogant zijn... toch voelt de kwestie als in het algemeen voor mensen onoplosbaar, dus raak ik volslagen in paniek. Zoveel mensen zouden mijn hulp - mijn geld - kunnen gebruiken. Hoe ver dien ik te gaan? Alles weggeven, vertrouwen op God, bereid zijn om zelf te sterven? Sterven hoort erbij... maar mijn sterven zou anderen niet redden. Of wel? Wat is redden? Iedereen gaat een keer dood. Ik wéét dat ik ze niet kan redden om altijd mens te blijven. Hoelang moeten mensen leven?

 

Zelfs thuis kan ik al simpel paniek ervaren. Als ik de plattegrond van Nijmegen van rond 1875 bekijk, zie ik een te klein en te ernstig vervuild gebied voor de ongeveer 23.000 inwoners van toen. Gezien de leefomstandigheden zijn volksziekten als tyfus en cholera zijn in die tijd 'normaal'. Tegenwoordig zijn deze ziekten bestreden. In die zin is de beschaving beslist vooruitgegaan. Maar als ik de plattegrond van 1875 vergelijk met die van Nijmegen van anno 2020 met de grote wijken naar het oosten, zuiden, westen en noorden om het voormalig omwalde centrum heen... met de ruim 177.000 inwoners... dan ervaar ik een machteloosheid die niet te filmen is. Dan denk ik enkel nog aan zuiver drinkwater en gezond voedsel.

Persoonlijke verantwoordelijkheid en individualiteit waardeer ik hogelijk, maar ik vraag me tegelijkertijd - ondanks dat iedereen het tegenwoordig hier in Nederland basaal waarschijnlijk beter heeft dan in 1875 - toch af waarom het ergens op landelijk en samenlevingsniveau toch 'fout' lijkt te gaan. Laat ik over het wereldniveau maar zwijgen.

 

Gisteren, 18 februari 2021, heb ik in De Gelderlander een column gelezen van Anwar Manlasadoon, een vluchteling uit Syrië. Hij schrijft over het verdriet van zijn moeder. Ze is verdrietig omdat de steeds armere Syriërs - via reclameborden buiten de ziekenhuizen - uitgenodigd worden om een nier of hoornvlies af te staan voor.... ja, voor wie? Het opgeven van een deel van het lichaam is een manier om uit de armoede te komen.

En ik denk: 'Ja, tijdelijk wel, tijdelijk uit de armoe en dan? En welke persoon heeft zoveel meerwaarde dat deze persoon recht kan doen gelden op een nier of hoornvlies van een levende ander die zwaar in de misère leeft!?'

Iemand hoeft de dood niet te roepen, zeker niet - daarvoor is het leven een te groot cadeau - maar als de maaier met de zeis zich meldt... is het dan de bedoeling dat je hem omarmt? Of moet je koste wat kost pogingen doen hem te ontlopen?

 

Het kost me de nodige energie om de paniek uit mijn systeem te houden, om te blijven vertrouwen dat het niet goed mag lijken maar misschien toch goed is. Regelmatig denk ik aan de experimenten waarover ik als student psychologie heb moeten lezen: als er overbevolking optreedt in een gesloten woongebied van muizen, gaan ze elkaar afmaken. Als geruststelling wordt vermeld dat mensen en muizen niet over een kam te scheren zijn. Aan mensen wordt een meer hoogstaande moraal, een hoger beschavingsniveau, toegekend.

Echt waar!? Hebben we dat? Zijn mensen er echt niet toe in staat? Ik denk van wel. Misschien moeten we het niet erg vinden als het gebeurt, misschien moeten we accepteren dat het logisch is, gezien dat wat we 'als mensheid' hebben gedaan en doen. De individuele mens is nauwelijks verantwoordelijk te stellen voor de toestand van het geheel. Welke profeet heeft het ook weer verwoord!? Dat, al gaat iemand op de hoogste berg zitten, die persoon zich toch niet kan redden voor God? Ik zal het eens uitzoeken.

 

En zou ik ooit nog in Midden-Amerika komen? Wat zou ik de jongen uit Santa Catharina nog eens graag ontmoeten... hij zou nu rond de vijfentwintig jaar moeten zijn. Hoe zou het met hem gaan?

 

Bronnen

- Jenkins, E.B. (1997). De terugkeer van de Inca - Een spiritueel avontuur. Amsterdam: Maarten Muntinga, en Utrecht: Bruna

- Manlasadoon, A. (2021, 18 februari). Littekens - Anwar burgert in Column. De Gelderlander, p. 36.

- Nijmegen 1875. De Nijmeegse stadswallen in 1875.

Op 20 februari 2021 van https://www.noviomagus.nl/OudNijmegen/Stadswallen.htm

 

---> 183 GODS WIL - De Profeten Amos en Ionas

---> LIEFDE 2020 CT Inhoud

---> QUEESTE

---> HOME