... nee hoor... dat had jij gedacht... déze Steen is niet voor jou...

 

Inwendig tot in elke vezel gespannen reik ik mijn hand uit naar de Steen die een van mijn reisgenoten amper vijf minuten terug aantrof tussen de miljoenen keitjes van het strand.

"Laat eens zien!?"

Hij reikt mij de Steen aan en tegelijkertijd klinkt bovenstaande tergende mededeling in mijn gehoor: "... nee hoor... dat had jij gedacht... ..."

Zo sieren deze woorden het begin van mijn relatie met een op het eerste oog gewone Steen. Gewoon!? Nee, hij of zij (voor mij is het meestal zij) is niet gewoon, nee, verre van dat! Ik schrijf haar naam niet voor niks met een hoofdletter! Vertrouw erop, het wordt wel duidelijk hoe het allemaal in elkaar zit. Díe dag, op 22 juli 1996, begint in elk geval mijn relatie met haar.

Waar? O, de cruciale ontmoeting vond plaats in het Zuiden van Engeland: op het strand van Chesil Beach. In de jaren daarna is er veel met haar gebeurd. Eh, met mij, beter gezegd: met ons. Hmm, en vele anderen.

Zoals? Tja, zoveel... waar zal ik beginnen? In 2000 en 2001 leidt onze kennismaking in elk geval tot het experiment 'Reizen met de Steen'. Twaalf reizigers participeren daarin. Zij (vrienden, studenten en bekenden van mij) vertrouwen onder tijdelijke geheimhouding hun persoonlijke ervaringen aan het papier toe en vervolgens worstel ik een aantal jaren met de op mij toegestroomde informatie. Uiteindelijk vindt de info zijn beslag in het onderhavige document 'Het Verhaal van de Steen'.

En de Steen? Ah, de Steen... wel, háár magie groeit.

 

Het is in de zomer van 1989 dat ik in mijn huidige leven voor het eerst weer in Zuid-Engeland ben. Volslagen onverwacht kom ik in de steencirkels van Avebury terecht.

'Wat een kolossale stenen!'

Diep onder de indruk loop ik over het golvende terrein. Af en toe word ik mysterieuze kracht gewaar. Een paar dagen later kom ik in de buurt van de fameuze steencirkel van Stonehenge, maar deze cirkel wacht dat jaar vergeefs op mij. Mijn interesse in het mystieke erfgoed van Engeland is door mijn kennismaking met Avebury echter voorgoed gewekt.

Waarschijnlijk staan de sterren in het voorjaar van 1996 in de juiste constellatie om mijn verlangens vorm te geven. Een gezellige avond met vrienden, Aat en Marijke, vormt de opmaat.

Telkenmale gaat mijn aandacht naar het gepolijste, houten schijftje dat aan een simpele veter op Marijke's boezem hangt. Mijn intuïtie vertelt mij dat het geen gewoon sieraad is. Soms vult de kleine cirkel, nauwelijks vier centimeter in doorsnee, met in het midden een rond gat, mijn volledige blikveld. 'Er is iets mee, maar wat?'

Af en toe lijkt er damp vanaf te komen.

Als mijn vrienden aangeven te willen opstappen, vraag ik op de valreep wat voor sieraad het is. Aarzelend legt Marijke uit dat 'het houtje' een beschermende functie heeft: "To heal others."

Mijn interesse is gewekt en dus ontkomt zij er niet aan om nog te verhalen over Dusty Miller, een Engelse bomendeskundige. Volgens haar maakt deze man magische voorwerpen van levend hout. Haar verhaal bevreemdt mij. Het riek naar charlatanerie. Voor zover ik weet, valt er van een boom enkel dood hout. Maar goed, het sieraad heeft natuurlijk wel extreem mijn aandacht getrokken.

Marijke verduidelijkt dat Dusty bomen ritueel benadert en hen dan om levend hout verzoekt. Hij heeft haar verteld dat bomen in staat zijn hun spirit in het afgestane hout te dupliceren.

Ik probeer het me voor te stellen. Niet eenvoudig: als iemand mij een arm afhakt, leeft mijn wezen toch ook niet door in de afgehakte arm. Hmm, ja in het DNA. Vooruit maar, de flora zit anders in elkaar dan de mensheid. Dupliceren van de eigen spirit... tja, waarom zou een boom dat niet kunnen? Het zal wel zo zijn.

 

Geprikkeld door Marijke's verhaal en mijn leven lang reeds bomengek rijd ik een van de volgende zondagen naar Uden in Noord-Brabant om kennis te maken met Dusty Miller en zijn ideeën. 

In een normale straat en gewoon rijtjeshuis tref ik een innemende man aan van zeker zestig jaar. Hij noemt zich 'Sjamaan van het Elfinvolk'. Met zijn vrouw Yen blijkt hij tijdelijk in Nederland te wonen en vanuit hun woonkamer geven ze ruchtbaarheid aan hun activiteiten. Ze organiseren ondermeer bostochten en hij geeft lezingen om zijn bomenkennis over te dragen.

Op deze zondagmiddag is er een verkoop aan de gang. Op enkele tafels in de woonkamer liggen schitterend uitgevoerde 'magische' krachtvoorwerpen uitgestald. Ik weet niet goed wat ik ervan moet denken en sta wat onhandig te draaien. Als ik met mijn rechterhand over de voorwerpen ga, brandt het plotseling scherp in mijn handpalm. Een klein houten mesje in de vorm van een bliksemschicht blijkt de oorzaak te zijn. Ondanks mijn bedenkingen (en de prijs) ga ik na een kort gesprek met Dusty over tot de aankoop van het hangertje.

Na de deal valt mijn oog op een grote foto aan de wand. De afbeelding betreft een kolossale taxus. Als ik Dusty aanklamp, vertelt hij dat de boom in Engeland staat en meer dan 3500 jaar oud is. Mijn elfinguide (zo noemt hij mijn kleine bliksem) is gemaakt van hout geschonken door deze boom. Even vraag ik me af of zijn informatie hoort bij verkooptechniek achteraf, maar dan kan het me niet schelen: 'Wat zou ik deze boom graag in het echt ontmoeten!'

 

Enkele dagen na mijn contact met de vriendelijke sjamaan wakkert mijn zoon onverwachts mijn verlangen om naar Engeland te reizen aan. Onder mijn neus legt hij het activiteitengidsje van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis. Hmm, een van hun zomerreizen gaat naar historische plaatsen in Engeland. Mijn zoon wil dolgraag mee, maar het blijkt mijn zestienjarige tegen te zitten, want de reis is voor jongeren tussen de zeventien en eenentwintig jaar.

Samen op vakantie gaan past ons tweeën ondertussen niet meer en dus boek ik, na de nodige troostende woorden, een kampweek nabij Dordrecht voor hem. Een werkgroep van de Bond bouwt daar een prehistorische boerderij na en tijdens de vakantie kan hij daarin participeren. Ondertussen snak ik naar de aangeboden reis in Engeland.

"Jammer dat ik te oude ben!"

De gedachte speelt om als begeleider mee te gaan. Sorry, hahaha, ik weet hoe belachelijk dit klinkt.

 

Enkele dagen alter valt er een folder met zomeractiviteiten van Dusty Miller in mijn brievenbus. Yes, yes, yes! Een tiendaagse reis naar 'Mystiek Engeland'! De kans diepgaander kennis te maken met het Engelse erfgoed is op mijn deurmat gevallen. Even slaat de twijfel toe, want het prehistoriekamp is nog niet afgelopen als mijn rondreis begint: 'Hoe komt hij terug naar huis? Kan hij een week alleen thuis blijven?'

Mijn zoon ziet geen enkel obstakel en het woord 'oppas' had ik beter niet kunnen gebruiken.

Informerend naar het concrete programma blijkt de taxus tot de reisdoelen te behoren. Mijn blijdschap kent geen grenzen, maar Dusty plaatst onmiddellijk een domper: "De reis is volgeboekt."

Ik kan het niet accepteren en mijn overredingskracht krijgt vleugels: "Al moet ik op de trekhaak zitten!"

Na de nodige telefoontjes is het geregeld. Ik krijg een geïmproviseerde slaapplaats in de serre van het vakantieverblijf aangeboden. Met de teleurstelling van mijn huisgenootje in gedachten loop ik voorzichtig jubelend door het huis: 'Ik kan mee!'

De volgende dagen en nachten droom ik van Cadbury Castle; Dorchester; Glastonbury; Avebury; Stonehenge; Wells en Bath.

 

 

CHESIL BEACH

 

Het is een uitzonderlijke rondreis. In Stanton Drew leert Yen ons hoe we ons kunnen vereenzelvigen met een boom en contact kunnen maken met een boombewustzijn. Ja, en ons bezoek op de avond van 24 juli aan de steencirkel van Stonehenge zal ik ook niet gauw vergeten. Er zijn nog meer bijzondere ervaringen, onder andere in Avebury, maar laat ik me beperken en mijn verhaal toespitsen op mijn ontmoeting met de Steen.

Hmm, toch even kort over wat daaraan vooraf ging. Op de avond van 21 juli zit het reisgezelschap gezellig bij elkaar in een van de gehuurde huisjes in High Littleton. Dusty vertelt over de gewoonten en gebruiken van zijn volk.

"Qua oorsprong zijn de feesten en rituelen van ons volk op die van de Kelten te herleiden..."

Even later switcht hij naar een verhandeling over de energiewaarden van water. In het kort komt het erop neer dat volgens hem kraanwater en het vocht in het menselijk lichaam een energiewaarde van ongeveer 7 Ångström hebben. Bronwater daarentegen heeft een energiewaarde van 8 en het water van heilige bronnen, zoals de Chalice Well in Glastonbury, heeft een waarde van 14 Ångström.

Ik geloof maar half wat hij vertelt, want hoe is de energiewaarde van zoiets ingewikkelds als lichaamsvocht te bepalen? Nou ja1 Ik kom echter niet met mijn vraag naar voren, maar luister afwachtend naar zijn verhaal.

"Het menselijk lichaam functioneert beter bij een iets hoger energiewaarde dan 7."

Dan komt de clou.

"Barnsteentjes zorgen ervoor dat de energiewaarde van gewoon kraanwater toeneemt tot 14 Ångström. Het enige dat je daarvoor hoeft te doen is enkele barnsteentjes gedurende tien minuten in water te leggen."

'Interessant...'

"Morgen," eindigt Dusty, "gaan we naar het strand van Chesil Beach om barnsteentjes te zoeken."

 

En zo vertoeft het reisgezelschap op de middag van 22 juli enkele uren op het strand nabij Abbotsbury. Het weer is zonnig warm, maar echt prettig is anders: mijn enkels zakken telkens pijnlijk tussen de kiezeltje. Languit liggen is wel te doen, maar je verplaatsen is een crime. Ondanks de hinder kruip ik als een spin over het strand om gele, witte en zachtbruine barnsteentjes te verzamelen.

Dan gebeurt het! Gebiologeerd kijk ik naar de steen die reisgenoot Rob in zijn handen heeft. De lichtbruine, gladde steen heeft de grootte van mijn hand en gelijkt qua vorm op een kleine menhir. Met heel mijn hart en elke vezel van mijn lijf realiseer ik mij daar, op mijn knieën op het strand van Chesil Beach, dat ik déze steen wens als souvenir.

Verstijfd en gespitst, met arendsogen en wijdopen oren, houd ik Rob en zijn vrouw Els heimelijk in de gaten. Ze zijn ingenomen met de steen. Rob liefkoost hem met zijn handen. Toch discussiëren ze erover: "De steen is behoorlijk zwaar om de verdere dag te dragen."

'Leg nou neer,' denk ik en meteen daaroverheen, 'o nee, dan pakt een van de anderen hem misschien.'

Op het moment dat Rob en Els besluiten de steen achter te laten, strek ik mijn linkerarm uit en zeg zo neutraal mogelijk: "Laat eens zien!?"

Diep van binnen jubel ik: 'Pik in, het is winter!'

Dan is daar die stem: "... nee hoor... dat had jij gedacht... "

Verward realiseer ik me dat een onzichtbaar wezen tot me heeft gesproken en het besef sijpelt tot de door dat de steen, dé Steen, niet voor mij bedoeld is.

'Maar... voor wie dan? Voor een vriend? Ben ik rijp voor de psychiatrie?'

Zit ik daar helemaal verbouwereerd met de Steen in mijn handen: 'Wat nu? Heb ik de Steen te pakken, is hij niet voor mij!!! Voor wie wel? Voor een vriend? Voor wie? Voor Roger misschien?'

Roger Quintens is mijn meest geliefde collega en maatje op de opleiding tot Verpleegkundige van de Hogeschool in Nijmegen. Samen hebben we reeds het nodige onderwijs gegeven en als ik op vakantie ga, breng ik meestal een kleinigheidje voor hem mee. 

'Tja, dit is natuurlijk wel een cadeau, maar... déze héél bijzondere Steen wil ik zelf houden! Rare ervaring trouwens die stem! Zo óverduidelijk en zo'n absolute zekerheid uitdragend. Bah, de Steen is vast voor Roger bedoeld.'

De rest van de dag draag ik, behoorlijk chagrijnig, de steen behoedzaam met me mee. De groep schenkt er nauwelijks aandacht aan. Volgens reisgenoot Fred is het een flint: een vuursteen. Af en toe voel ik me schuldig richting Els en Rob: 'Had ik mijn intuïtie, dat dit een heel bijzondere Steen is, met hen moeten delen? Nee... niks moet!'

Balend berg ik 's avonds de Steen zorgvuldig in mijn reistas.

 

De vondst van de Steen brengt emotionele verwarring met zich mee. Op de markt van Wells, enkele dagen later, ren ik als een idioot in het rond om Els te zoeken en haar aandacht te richten op een oude bijbel in een van de kramen. Eigenlijk is die bijbel een bijzonder geschikt souvenir voor mezelf, maar op deze manier koop ik mijn schuldgevoel af.

Er is nog meer onrust, want ondanks de grote waarde die ik persoonlijk aan de Steen hecht, blijk ik me te generen voor een gevonden, gratis cadeau. Mijn gêne doet me in souvenirwinkeltjes neuzen naar een aardigheidje voor Roger. In Avebury is het raak. Ik zie eenvoudige halskettingen hangen: een een koord hangt een klein, aardewerken steentje. Het steentje is versierd met runenteken uit het Ogham-alfabet.

'Dit is het.'

Bij de geboortemaand maart van Roger blijkt het runenteken N te horen. In een bijgaand foldertje staat dat dit teken gekoppeld is aan Nuain, de gewone es. Deze boom ondersteunt bij het focussen van energie.

'Hmmm...'

De Kelten associeerden het runenteken, gezien zijn vijf zijtakjes met de vork van de weversbalk. op deze houten balk werd de schering van de te weven stof gewonden. Aangezien de Kelten gesteld waren op symbolische gehelen koppelden ze aan het runenteken tevens de beeldspraak 'Costud síde': bewerkstelligen (of instellen) van vrede. Ik kan de associatie volgen. Enkel in tijden van vrede kon de gemeenschap zich met weven bezighouden en de balk opgezet worden.

Het minieme foldertje vermeldt verder dat personen geboren in maart in aanleg verzorgende en helende eigenschappen hebben. Aangezien ik hier wat Roger betreft volledig achtersta, koop ik voor hem een koord met een steentje met het runenteken N.

 

Gebroederlijk geborgen in mijn reistas maken het gevonden en het betaalde souvenir de overtocht naar Nederland. Eenmaal thuis borrelt mijn creativiteit omhoog en tevreden met mijn vondsten schilder ik het runenteken N met okergele verf op de Steen: 'Zó, de cadeau's passen bij elkaar!'

Als de school weer begonnen is, overhandig ik met treurig hart en chagrijnig gemoed mijn cadeautjes zo hartelijk mogelijk aan Roger: "Het is een bijzondere Steen... een genezende Steen!"

Dit laatste is iets dat ik zeker weet. Wat hij ermee moet, is mij, hem, ons, niet zo duidelijk.

 

 

BEVRIEND

 

Zoals gewoonlijk toont Roger zich uiterst aimabel. Hij is geen hebberige man en heeft snel door hoe serieus het afstaan van mijn geschenk mij aan het hart gaat.

"Je mag hem wel lenen... af en toe."

Tot mijn vreugde legt hij de Steen in zijn werkkamer op zijn bureau.

"Thuis raak ik cadeautjes gemakkelijk kwijt!'

Ben ik blij dat hij in België zo'n groot huishouden heeft.

Het jaar daarop ligt de Steen braaf op Roger's bureau. Hierdoor zie ik haar bijna elke werkdag. Maar dan verkast Roger onverwachts binnen de HAN, binnen de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, naar de Hbo-opleiding tot Sociaal Pedagogisch Hulpverlener. Tja, bij Verpleegkunde is in verband met de financien en het studentenaantal een grote bezuiniging aan de gang: links en rechts verdwijnen collega's naar andere plekken.

Hahaha, toen hij ging solliciteren bij de 'hoofd-hart-handen'-opleiding vervoerde ik hem naar het Nebo-gebouw want zijn auto was kaduuk. Hoewel het helemaal niet de bedoeling was, want ik vroeg de directeur in de gang enkel om een paar extra uurtjes omdat mijn weduwe-uitkering op de helling ging, kwam ik op uitnodiging van deze directeur toch bij Roger's sollicitatiegesprek te zitten! Wat een vreselijk raar gesprek was dat... na afloop waren wij beiden aangenomen. Hikkend van de lach gaf ik aan niet echt gesolliciteerd te hebben.

 

'Achtergelaten' bij Verpleegkunde blijk ik mijn maatje serieus te missen. De magnifieke Nebo (een oud kleinseminarie) heeft ook indruk op me gemaakt, en als enkele maanden later in een project een aantal lesuren te bemensen is, zeg ik maar al te graag: "Ja."

Wel, zo kom ik tegenover Roger in dezelfde werkkamer te zitten. Samen maken we ons druk over het opleiden van allochtone studenten. De Steen is er ook. Zij heeft de verhuizing goed doorstaan en blijkt uitmuntend te voldoen als presse-papier. Al gauw blijkt ze een meer uitgebreide rol te claimen. Roger gaat haar als talking-stick in groepsgesprekken hanteren. Zijn richtlijn is simpel: "Enkel degene die de Steen in handen heeft, mag spreken."

 

Op het werk kijk en staar ik elke dag naar de Steen. het lijkt alsof ze mij uitdaagt en tot het uiterste plaagt: 'Zie me dan, kijk dan naar me, ik ben heel bijzonder, ja niet van jou, niet van jou, ach, je kunt toch niks meenemen naar de overkant, nietwaar? Het laatste hemd heeft geen zakken; het gaat niet om materieel bezit, maar ik bèn er wel, hè, en bijzonder, bijzonder, bijzonder!'

Ze intrigeert me mateloos: 'Wat is de bedoeling van dit alles? Waarom hoorde ik die stem? Wie hoort er nou stemmen? Waarom moest ik haar afgeven?'

Ik ben zo gek op de Steen dat ik af en toe Roger's bureau opruim zodat zij niet ondergesneeuwd raakt. Op zulke momenten voel ik mij bijkans volslagen belachelijk, maar ik kan mezelf niet tegenhouden.

De band van Roger met de Steen versterkt als van nature en tijdens supervisiegesprekken gaat zij een speciale functie vervullen: gespannen of verdrietige studenten neigen ernaar haar in hun handen te nemen. Direct fysiek contact met de Steen maakt hen ogenschijnlijk rustiger.

"Hmm, het lijkt erop dat zij mensen grondt; hen bij zichzelf brengt."

Aldus toont de Steen ons stap voor stap haar kracht. In 1999 gaat Roger op Vision Quest in de Franse Alpen. Hij neemt de Steen mee als gezelschap. ik plaag hem dat hij vals speelt: "Een Vision Quest doe je in je eentje, Roger!"

En ik? Wel ik leen de Steen regelmatig. Zéér regelmatig. In vakanties neem ik haar meestal bezorgd mee naar huis en soms vergeet ik haar na de vakantie direct mee terug te nemen, dan leen ik haar te lang. Op een dag komt Roger onthutst de kamer binnen met de mededeling dat de Staan gestolen is. Nee, dus!

 

Samen hebben we een goede tijd daar. Zoals vanouds discussiëren en filosoferen we heel wat af en het onderwijs en de studenten bezorgen ons steeds nieuwe thema's. De Hogeschool kent onder andere 'vrije keuzevakken'. Vrij in die zin dat elke student van de Hogeschool zich daarvoor kan inschrijven. Beiden geven we er een paar. Eerst had ik er niet zo'n zin in, maar Roger luisde mij met mooie woorden de 'goede' kant op, en hij kreeg gelijk: het is prettig werken. De keuzevakken bieden ons de mogelijkheid om onze eigen stokpaarden te berijden.

De Steen doet ook mee. Tijdens mijn keuzevak 'Krachtdieren en Medicijnwielen' komt ze goed van pas. In dit ervaringsgerichte vak richt ik de aandacht van de studenten op de gedachtewereld en cultuur van inheemse volkeren. Specifiek die van de Indianen uit Noord-Amerika komt aan bod.

In oefeningen rond de elementen lucht, vuur, water en aarde verbeeldt de Steen regelmatig het element aarde. Als ik samen met de studenten een medicijnwiel leg, functioneert zij als centrale steen 'Groot Mysterie'. Soms huiver ik bij de wetenschap dat ik de Steen daarmee identificeer met het specifiek Goddelijke, maar tegelijkertijd past het volkomen, want van alle stenen is zij voor mij de meest bijzondere.

En wat dan nog... zeggen de Indianen, in hun groet 'Mitakuye Oyasin', niet dat alles met alles en allen verwant is? Is het heiligschennis? Ik vind van niet. Middels het met een dankbare intentie leggen van stenen herdenkt het ritueel van het Indiaanse medicijnwiel de bestaande onderlinge verwantschap: die van de tweebenigen (de mensen) met het staande volk (de bomen) en tevens met de vierbenigen (de dieren); met de gevleugelden; de gevinden; de kruipers en het wolken- en stenenvolk. Eén ding is zeker: ik ben verknocht aan de Steen.

 

 

REIZEN

 

Zo gaan de jaren voorbij. Woensdagavond 20 april 2000 begint als een gewone lesavond in genoemd keuzevak. De Steen trekt al een paar dagen krachtig mijn aandacht naar haar toe. Ik wil haar bij me hebben en dus neem ik haar mee als voorbeeldsteen. Zó weten studenten tenminste wat voor soort stenen zij de laatste bijeenkomst dienen mee te brengen als wij als afsluitend dankbaarheidsritueel een medicijnwiel gaan leggen.

Halfedelstenen, die regelmatig de voorkeur van studenten hebben, bezitten mij teveel kracht van zichzelf... net of ze teveel ego hebben. Nou nee, dat is onaardig gezegd. Halfedelstenen stralen specifieke boodschappen uit en geven steun, dat zijn prima rollen, maar het zijn andere dan luisterend oor zijn, dat wil zeggen boodschappen opnemen en doorgeven. 

Na een korte discussie over de geschiktheid van de te hanteren stenen geef ik instructies over de activiteit die de betreffende avond aan de orde is: "Het is de bedoeling dat jullie een reis naar de benedenwereld gaan maken om daar een persoonlijk krachtdier te ontmoeten en eventueel te leren over diens kwaliteiten."

Al spelend met de Steen in mijn handen ga ik verder: "Reizen is het ondernemen van een reis in de traditie van sjamanen of medicijnmannen van inheemse volkeren. Het is iets anders dan reizen in de alledaagse werkelijkheid. Normaal betekent reizen hetzelfde als wandelen of op de bus, in de trein of het vliegtuig stappen. Tijdens het reizen in de andere werelden zit of ligt de persoon, net wat hij of zij prettig vindt, ontspannen op de alledaagse, grofstoffelijke grond en probeert met een reisvraag de niet-alledaagse, fijnstoffelijke werkelijkheid binnen te dringen. Reizen geschiedt door bij aanvang een concreet beeld te visualiseren, bijvoorbeeld een boom, en dan maar zo onbevangen mogelijk de regie uit handen te geven. Laat gebeuren, wat er gebeurt."

Ik vertel dat ik het reisproces ritmisch drummend ga begeleiden en show de studenten mijn platte, achthoekige, met adelaars beschilderde Indiaanse drum. Zijn sonore geluid overdondert hen als ik het laat horen.

Na deze happening vervolg ik mijn verhaal: "Het effect van het drummen is dat het gehoorkanaal van buitenaf bezet wordt. Hierdoor is de reiziger gevoeliger om binnenin te horen. Daarnaast ondersteunt het geluid van de drum het reizen op het pad van de niet-alledaagse werkelijkheid, want het drumritme stimuleert de hersenactiviteit en als laatste garandeert de drum dat de gewone, bekende, wereld er nog is."

Als er geen vragen blijken te zijn, ga ik vrolijk door: "Na twintig minuten drummen sla ik het eindsignaal: drie pittige dreunen eindigen in wat geroffel. Dit is het teken om afscheid te nemen en terug te keren naar de gewone wereld. Zeg of doe in de reis datgene wat nog hoognodig is, bedank voor de ervaringen en ga terug naar de plek waar de reis een aanvang nam en van daar door naar dit lokaal."

 

Als de info duidelijk is, informeer ik de studenten over de verschillende werelden: "Allereerst is daar... de benedenwereld, op het niveau ìn de Aarde. Om daar terecht te komen, verschaft de reiziger zich op enigerlei wijze toegang tot de Aarde zelf. In de benedenwereld bevinden zich energieën die zie, tijdens een reis, als krachtdieren aan de reiziger kunnen voordoen. Trouwens... elk denkbaar landschap is er aan te treffen: van steppes tot bergen, van moerassen en polders tot oceanen."

Ik kijk even rond hoe de studenten de informatie oppakken. Ze lijken geïnteresseerd en zenuwachtig.

"Dan is er de middenwereld. Deze bevindt zich op hetzelfde niveau als waarop het dagelijks leven zich afspeelt. Om hier te reizen visualiseert de reiziger de beginbeelden wederom op een bekende plaats, mogelijk weer bij een boom, en gaat daar op de grond zitten. De middenwereld wordt niet alleen bevolkt door alle bekende, normale wereldbewoners maar ook door energieën die zich als elfen, kabouters of andere sprookjesfiguren aan de reiziger kunnen voordoen."

Hier en daar wordt vat gelachen. Natuurlijk lach ik mee; ik kan me de twijfels van studenten goed voorstellen, maar geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan.

"Een derde, eveneens goed toegankelijke wereld is de bovenwereld. Normaliter is deze wereld door een grens van de middenwereld afgescheiden, vaak in de vorm van een vlies; een verdichting. Tijdens een reis is de bovenwereld op meerdere manieren te bereiken. onder andere met behulp van rook, vanuit een boom, langs de regenboog of vanaf de top van een berg. Op het niveau van de bovenwereld bevinden zich de normale kosmische entiteiten als de zon, de maan, sterren en planeten. Verder komen er energieën voor die waargenomen kunnen worden als gidsen, heiligen of engelen. Bovendien bevinden mythische dieren als Pegasus-het-vliegend-paard of de Eenhoorn zich in de bovenwereld."

 

Ik vertel de studenten dat er nog meer dimensies op het niveau van de bovenwereld of hoger bestaan: "Bijvoorbeeld de wereld van de overledenen, maar een beginnend reiziger zal daar waarschijnlijk niet geraken. Indien toch... vertrouw, laat het maar gewoon gebeuren!"

De studenten die voor het eerst reizen, verzoek ik ìn de benedenwereld hun krachtdier te gaan zoeken. De reisvraag voor beginners luidt: "Hallo , ik ben op zoek naar mijn krachtdier, ben jij mijn krachtdier?"

Studenten die hun krachtdier reeds kennen uit eerdere reizen gaan eveneens naar de benedenwereld, maar dan met de vraag: "Hallo krachtdier, wat zijn jouw kwaliteiten?"

Ik vertel dat krachtdieren een kwintessens hebben, dat wil zeggen kwaliteiten en mogelijkheden die de reiziger zich in het gewone leven eigen kan maken of die van pas kunnen komen in moeilijke situaties. Ook vertel ik dat reiservaringen een groot realiteitsgehalte kunnen hebben: "De reiziger kan zichzelf als volledig menselijk waarnemen, maar ook de ervaring opdoen een dier te zijn en te vliegen of zwemmen of leven onder water."

Mijn ervaring gebiedt het me om de studenten te vertellen dat het niet voor iedere student eenvoudig is een krachtdier te ontmoeten. Sommigen zetten te veel hun wilskracht in en anderen gedragen zich (om onduidelijke redenen) op voorhand als uitverkorenen. Vaak lukt het dan niet.

"Gedraag je zo rustig en nuchter als enigszins mogelijk is en als het moeilijk blijkt een krachtdier te ontmoeten, bijvoorbeeld omdat er geen dieren te zien zijn of omdat het er heel veel zijn, ga dan op de grond zitten: tegen een boom of een rots en trek een cirkel om je heen. Stel in die situatie de vraag: "Ik zoek mijn krachtdier, wil mijn krachtdier bij mij in de cirkel komen?" Meestal lukt het dan wel!"

 

Dan volgen tips en waarschuwingen.

Accepteer zoveel mogelijk het dier dat komt! Denk niet: 'Ik wil een zeemeeuw, een slang hoef ik niet!' Spinnen, mieren en kikkers hebben zeker zoveel medicijnkracht als leeuwen, olifanten of dolfijnen. Het krachtdier dat verschijnt, heeft naar alle waarschijnlijkheid belangrijke kracht voor de betrokken reiziger. Bedenk in deze dat het gaat om de kwintessens van het dier en niet om het uiterlijk.

Vertrouw wat er gebeurt en probeer niet angstig te zijn: wees niet bang als een wolf je bijt en niet als een uil met jou zijn maaltijd, een gevangen muis, probeert te delen. Zie het als een eervol gebeuren. Van mij hoef je niet in de muis te bijten, maar probeer het cadeau te accepteren. Aan het eind van de twintig minuten drummen lig je echt, helemaal heel, gewoon op de grond van dit lokaal: verrast, verbaasd en heel vaak wijzer.

 

Ik vertel de studenten dat ze volledig bij bewustzijn blijven tijdens hun reis en dat wat ze doen of laten volledig hun eigen verantwoordelijkheid is en blijft. "Als er gedurende het reizen iets gebeurt wat je echt niet wilt, kun je elk moment stoppen. Zeg gewoon: "STOP!"

Ik verzoek hen om in dat geval, alsjeblieft, wel rustig op de vloer van het lokaal te blijven liggen of zitten, totdat ik klaar ben met drummen en ik beloof met de hand op mijn hart na twintig minuten te zullen stoppen: "... zoals het ook de afspraak is dat iedereen naar het eindsignaal terugkeert naar de gewone wereld."

Ik raad de reizigers aan tijdens het reizen de ogen te sluiten zodat waarneming en aandacht zich beter naar binnen kunnen richten: "Gesloten ogen zorgen voor minder afleiding. En wat eventuele storende geluiden van buiten betreft!? Laat deze rustig bestaan; ze mogen er zijn, net als wij."

De laatste informatie gaat over het begin van de reis: "Visualiseer eerst een liefst levende boom en kijk of er tussen de boomwortels een gat, een muizenhol of een deurtje te zien is, waardoor naar beneden is te gaan. Emotionele verbondenheid met de plek of boom kan ondersteunend zijn!"

Ik vertel over een vrouwelijke reiziger die niet start bij een boom: "Zij heeft een heel bijzondere manier om de energie van de Aarde in te gaan. Ze trekt een sprookjesachtige jurk aan en daalt af in een put. Enkele deurtjes in de wand van de put vormen voor haar toegangen tot de andere werelden. Zij probeert de deurtjes een voor een, en eentje gaat er open. Lang niet altijd het deurtje dat zij zich wenst, maar tja, dit is haar manier."

Ik raad de aspirant-reizigers aan het niet te gauw op te geven: "Mogelijk is het even zoeken welke weg naar de benedenwereld voert. Soms slaagt iemand erin door via een grot te gaan, maar in principe gaat het goed met behulp van een boom. De grootte van de toegang is niet echt van belang. Als je erdoor wilt gaan, kan dat; je kunt jezelf zo klein mogelijk maken als je wilt. Via trappen, glijbanen, gangen of wat al niet meer manifesteert zich een uitgang die uitkomt in de benedenwereld, en dan zijn de reiservaringen begonnen. En lukt het echt niet, ga dan in gedachten met je rug tegen de boom zitten en ervaar. Kijk maar of er daar wat gebeurt.

 

Nadat ik mijn verhaal heb afgestoken, leg ik de Steen waarmee ik al die tijd in mijn handen speelde op de grond. Ik steek enkele blaadjes reinigende salie aan en roep samen met de studenten de spirits aan om een veilige reisplek te creëren. Achter elkaar vraag ik de spirits in elke windrichting (Oost, Zuid, West en Noord) om bescherming, begeleiding en ondersteuning op onze reizen in de andere werelden.

Daarna gaan de studenten op mijn verzoek in een cirkel liggen met hun hoofden naar het midden. Het is niet de bedoeling dat ze elkaar aanraken. Dan is het eindelijk zover: ik ga twintig minuten drummen.

 

 

---> Het Verhaal van de Steen

---> HVvdS Inhoudsopgave

---> HVvdS Thea