162 DE UITNODIGING

Smudgeschelp met witte salie.
Smudgeschelp met witte salie.

REIZEN MET DE CEIBA

Thea-Warrior

 

Genoeg gepraat over algemene ontwikkelingen in het leven en aspecten van het reizen. Op dinsdagavond 5 februari 2002 vertel ik in de kring van reizigers in lokaal 114 in de NEBO dat ik als beginboom de Ceiba uit 'The Year Zero' kies. Mijn reisvraag luidt: Wat heeft de Ceiba-boom uit de film 'The Year Zero' mij te vertellen?

Een antwoord dat ik meteen hoor is een lage grommende stem die zegt: "Ja, schrijf dat verhaal nou maar!"

Ik negeer de opmerking omdat ik denk dat het mijn eigen geweten is dat die opmerking maakt. Ik wil heel graag weer aan het verhaal werken! Vrijdag begint de krokusvakantie.

 

Bij de woorden 'het verhaal' denk ik in 2002 aan 'Het Verhaal van de Steen', het boek dat ik in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw aan het schrijven ben; geen enkele gedachte aan Levendweb... maar laat ik weer naar het gebeuren in de NEBO gaan en mijn ervaringen daar.

Voor het aanroepen van de spirits gaat 'de smudge' rond, dat wil zeggen een vrij grote abalone schelp waarin wat witte salie wordt gebrand. De aanwezigen bewieroken zichzelf daarmee; de salierook zuivert hun aura's. Het is net zoiets als handen wassen met water en zeep voor je gaat eten. Als de anderen smudgen, ben ik ik-Eenhoorn. Het gevoel is zo indringend dat ik bijna niet rechtop kan blijven zitten. Ach,dit heb ik niet verteld: tijdens het reizen kun je een (mythisch) dier worden. Als je een dier (een kracht- of totemdier) bent, betekent dit dat je de kwaliteiten van het betreffende dier bezit.

 

Als ik (met mijn ratel) de spirits aanroep zie ik het volgende: In het Oosten vliegt Adelaar rustig rondjes, Coyote (in het Zuiden) is actief en zoekt op de grond, Beer (in het Westen) is ook actief en drentelt tussen de bomen door. Ik raak verward als ik zeg dat de Beer symbool staat voor naar binnenkeren, want hij is actief aan de wandel. In het Noorden zie ik een enorm Buffelhoofd, met enorm gladde horens, de uitstraling is wit, daardoorheen is - omgeven door schitterend wit licht - een enorm gewei als van een Edelhert. Het witte licht is als van bliksemlicht. Dan ben ik zelf die Buffelkop. De kosmos is wijd, ik ben er zelf hoog. Als ik naar Moeder aarde buig en op de hurken ga zitten (dat doe ik in de gewone wereld), verlies ik opnieuw bijna mijn evenwicht. God in het hier en nu (dat is in het Midden!) is een enorme hoeveelheid Witgeel Licht tussen mijn handen... een bolvorm.

 

Dan ga ik drummen, ik sta onmiddellijk met mijn drum op het marktplein bij de Ceiba-boom. Naast mij staat een jonge vrouw, ze is jonger en kleiner dan ik. Ze is gekleed in het paarsrood en ik zie iets roze en oranjekleurigs, een sjaal en een zak op haar kleding, of zo. Ze heeft een prachtige olijfkleurige huid en zwartblauw, lang glad haar. Ze heet me welkom en we praten over de boom. Hij is wit geverfd omdat wit een heilige kleur is. Zo weet iedereen dat het een heilige boom is. En het wit geeft ook aan dat je er niets tegenaan mag zetten of stapelen!

 

Ze gaat me voor de boom in! Een wortel? Het is een soort ronde tunnel, een beetje darmachtig. De tunnel is bruin-steenkleurig. Door de lichtval is het alsof ik steeds door gele cirkels loop. Aan het eind gloort geel met groen licht. Als we in de centrale ruimte zijn aangekomen gaat de jonge vrouw weer terug. Ik kijk naar het bewustzijn van de boom, een enorme schijf, neonlicht-geel met groene randen en walmpunten. Ik heb mijn drum bij me en sta ook daar te drummen. Het irriteert de Ceibaboom. Ik moet daar niet drummen, dus drum ik alleen als ik-Thea in de Nebo.

 

Ik vraag of de Ceibaboom me iets te vertellen heeft en een zware stem antwoordt: "Wacht maar af wat je ziet."

Dan ga ik ineens tussen vormen witte rook (zoals het hertengewei vorm had) het heelal in. Ik zie dat ik al ver voorbij het niveau van de aartsengelen ben. Dan zie ik vurig rood gesteente. Even denk ik dat het een boombewustzijn is. Dan denk ik dat ik erin dien te gaan om een te worden met die hete lavasteen, om te ervaren wat dat is. Even ben ik in de war en zoek het bewustzijn van de Ceibaboom. Op de een of andere manier is hij naast me. Dan ben ik er voorbij en herinner ik me dat ik eerder hier voorbij ben gegaan, het is een vulkaan op een ster of zo. Dan kom ik voorbij de blauwe planeet waar de abstracte Maya-tekeningen in geelwitte vormen omheen zweven.

 

Ik denk: 'Zou ik dan opnieuw uitkomen in de mist bij God, waar ik toen wentelde?'

En dan ben ik er al. God's hand is er opnieuw, en in zijn hand ligt opnieuw de kristallen bol. 

"Weet je wat dit is? Weet je nog dat ik je dit en nog iets cadeau het gedaan?"

Ik geef bevestigend antwoord.

"Weet je nog waarvoor het is?"

Het is alsof ik zwaar moet nadenken. Ik antwoord: "Ja, in de bol kan ik de waarheid zien."

Er komt een instemmend geluid.

"En de kwart regenboog kan me..."

"Naar alle plaatsen leiden waar de waarheid zich bevindt," wordt mijn zin afgemaakt.

Ik besef dat ik het kan gebruiken om het verhaal van de Steen verder af te schrijven. Op de een of andere manier wil ik dan weten of ik het alleen moet doen of dat anderen de waarheid ook kennen.

 

En dan ben ik voorbij de mist en ben ik een grote volwassen, prachtige Eenhoorn, zo ken ik de waarheid! Ik zie twee jonge Eenhoorns staan, slank en prachtig witblauw. Ze spelen met elkaar en slaan hun hoorns tegen elkaar aan. Het klinkt schitterend: hol en helder. Ik denk 'Dat moeten Juul en Carla zijn! Volgens mij wel.' 

Ik besef dat ik met hen de teksten kan bekijken. Zij kunnen corrigeren en ondersteunen.

 

Dan doet iemand de lokaaldeur (114) open en ik ben enigszins verstoord, ik weet niet goed hoe het kan dat ik meteen weer in het lokaal ben, en ben er verbaasd van! Dan probeer ik terug te gaan, maar weet niet hoe of waar naartoe. Ik vraag naar de Ceibaboom en hoor zijn lage stem: "Rustig maar, ik ben er nog."

Dan ben ik terug bij de boom, ik sta eigenlijk op het marktplein. Ik vraag de Ceibaboom of ik iets voor hem kan doen.

Hij zegt: "Ja, het zou leuk zijn als je eens echt in levende lijve hier voorbij kwam."

Ik merk dat ik aarzel, er is zoveel te doen en te gaan. De boom geeft spontaan antwoord: "Nou dat zien we dan wel, dat wachten we dan wel af."

De jonge vrouw in haar sarongachtig kleed is er ook, ze staat vriendelijk naast me en lijkt iets te willen vertellen van het stadje, en dan ben ik terug in de Nebo.

 

Natuurlijk denk ik in de dagen, weken en maanden na deze reis regelmatig aan de uitnodiging van de Ceiba, maar ik heb geen enkel idee waar deze Ceiba in Amerika staat, en de film 'The Year Zero' bevat geen enkele hint. De opmerking 'Nou dat zien we dan wel, dat wachten we dan wel af.' maakt dat ik heel rustig blijf onder het feit dat ik met de uitnodiging eigenlijk weinig kanten op kan: het SAMEN wachten voelt goed.