BEWEEGREDENEN
Thea-Warrior
Zoals gezegd schenkt graaf Adalbert van Saffenberg in 1104 Ailbertus de zozeer gewenste plek. Waarom eigenlijk? Welke goede redenen kan de graaf hiervoor gehad hebben? In de Annales Rodenses wordt Adalbertus van Saffenberg een bejaarde man genoemd (Heidbüchel & Kramer, 1990). Op zich ligt de dood niet ver meer in het verschiet, en volgens het wereldwijde web sterft graaf Adalbert in 1110.
Is het een goede daad? Goede daden bevorderen het veroveren van een plek in de hemel. Daadwerkelijk in het hiernamaals de hemel bereiken is voor middeleeuwers van het grootste belang, want verdoemd worden naar de hel is een absoluut afschrikwekkend idee.
Is het een zoenoffer? Een penitentie in het kader van de vergeving van zonden? Volgens Johan Scholtes (1987) heeft Adalbertus in 1099 gestreden met graaf Hendrik I van Limburg, die zijn erfenis betwistte. Tijdens de krijgsverrichtingen valt de houten kerk van Kerkrade, de Lambertuskerk, een gewijde plek, ten prooi aan vlammen. Sindsdien zijn de bewoners van het stadje gedwongen te kerken in Richterich en Würselen. Hoe de strijd precies verlopen is? Wie uiteindelijk wat veroverd heeft? Het is me niet geheel duidelijk, maar Scholtes schrijft dat graaf Adalbert op 1 januari 1100 de Landsheer van Rode is.
Kan het gaan om de mogelijke groei van cultuur en wetenschap? Daar waar geestelijken zich vestigen, waar ze kloosters bouwen, gaat de omgeving over het algemeen floreren. Er worden boeken gekopieerd, er komt handel op gang, er moet werk gedaan worden en de omringende bewoners delen in de bloei van het geheel. Over het algemeen gaan adel en geestelijkheid in de elfde en twaalfde eeuw goed hand in hand wat de samenwerking op dit gebied betreft.
Bovenstaande drie redenen bevredigen me niet helemaal. Het is alsof er meer is, alsof ik iets over het hoofd zie. Ik stel mijn vertrouwen in op de Hemelse Heerscharen.
Dan tref ik, inderdaad op een onverwacht moment, een vierde antwoord. De druk dat alle andere mensen door het coronavirus in feite potentiële gevaren - dus vijanden - zijn, belast me. Na maanden thuis denk ik: 'Wordt het nog wat met mijn queeste?' en 'Als ik nu niet ga, dan durf ik dadelijk niet eens meer in de gewone wereld te reizen.'
In een opwelling, en met inachtneming van de anderhalve meter, besluit ik de boekenserie over Kerkrade van de hand van Johan Scholtes gewoon in het Antiquariaat Coriovallum in Heerlen te gaan afhalen. Twee van de negen delen heb ik al in mijn bezit.
Op donderdag 16 juli 2020 reizen we naar Heerlen en Kerkrade. Ondanks de ellende van de coronacrisis blijkt de wereld nog te bestaan alsof er niks aan de hand is. We logeren in Kerkrade in 'De Zevende Hemel', een eenvoudig hotel waar de ramen zeker open kunnen. Maar... het ging om het antwoord!
Op vrijdag koop ik in boekhandel Coriovallum niet enkel de beoogde boeken, maar ook de 'Annales Rodenses' - in het Duits - van Heidbüchel en Kramer, en een boekje van Elizabeth den Hartog over de Romaanse sculptuur in de abdijkerk van Rolduc.
Verheugd met de veroverde buit wandel ik een uur later, in Kerkrade met echtgenoot, langs de Anstelerbeek, langs Kasteel Erenstein en door een oud beukenbos. De sfeer is magisch. Ik geef Liefde aan de Elementaire Wezens van de Beuken om te genezen en helen wat er daar genezen of geheeld mag worden.
De omgeving is schitterend, de zon schijnt en goedgehumeurd ronden we het water Cranenweyer, het enige Nederlandse stuwmeer. Ondertussen denk ik na over het verschil tussen reguliere en seculiere kanunniken, en bedenk dat het er in de context van dit verhaal waarschijnlijk niet toe doet. Blij verrast komen we even later twee wilde reeën tegen.
Pauzeren doen we op het terras van Kasteel Erenstein. In de schaduw van de leilinden lees ik in het boekje van den Hartog (2008) over de Romaanse sculpturen. Ineens gaat het op pagina 11 over reguliere en seculiere kanunniken... en wat er dan staat!?
'De stichting van het koorherenklooster te Rolduc staat in de vroege twaalfde eeuw niet op zich. In deze tijd zien we op meer plaatsen dergelijke stichtingen opbloeien, in veel gevallen gestimuleerd door de lokale adel of door de bisschop.' en 'Vanaf de elfde eeuw werden door bisschoppen en adellijke lieden steeds vaker stiftskerken gesticht als mausolea.'
Het kwartje valt. Dit is het: een mausoleum voor de graaf van Saffenberg en zijn familie.
Natuurlijk... de idee is identiek aan dat van Catharina van Bourbon voor zichzelf in de Stevenskerk van Nijmegen: kanunniken die je nagedachtenis hoog houden, zodat door hun gebeden je verblijfsduur in het vagevuur beperkt blijft en je gemakkelijker stijgt op de ladder van gelukzaligheid in de Hemel.
Elizabeth den Hartog (2008) schrijft verder dat de benodigde financiële insteek te overzien is, dat het aantal kanunniken beperkt kan blijven, omdat juist in deze tijd het geven van afzonderlijke prebenden (dat wil zeggen inkomsten ten behoeve van het levensonderhoud van een geestelijke) in zwang komt. Verder zou de nagedachtenis van de stichter bij kanunniken in betere handen zijn dan in die van monniken, omdat de laatsten meer naar persoonlijk ascese streven.
Met haar opmerking houdt Elizabeth geen rekening met het ascetisch gedrag van Ailbertus, maar... door de bank genomen heeft ze wel gelijk. En terwijl voor mij Ailbertus de stichter is, want van hem is het initiatief uitgegaan, hanteert Elizabeth dit woord refererend naar de betalende, schenkende, edele. Haar stichter heet hier graaf Adalbert van Saffenberg.
Al met al heb ik nu voldoende steekhoudende beweegredenen gevonden om van harte te geloven dat het daar en toen misschien zelfs wel een enorme opluchting is geweest om aan de zo armoedig levende Ailbertus zo'n grandioos groot geschenk te geven. Waarschijnlijk is graaf Adalbertus, met het vurig verlangen naar een geslaagd eigen mausoleum in het achterhoofd, heel gauw bezweken voor Ailbertus' vastberadenheid dat die open plek, inderdaad zo dichtbij, de enige in aanmerking komende plaats voor een kapel met kluis is.
En... het lukt hem! Als graaf Adalbert van Saffenberg in 1110 op het stamslot Saffenburg sterft, haalt zoon Adolf het lichaam van zijn vader - zoals deze bij leven bevolen heeft - terug naar het Land van Rode, naar Kloosterrade en begraaft de overledene daar in zijn eigen 'mausoleum'... in de crypte... voor het altaar.
Bronnen
- Den Hartog, E. (2008). Romaanse sculptuur in de abdijkerk van Rolduc. Kerkrade: Stichting Ailbertus Rolduc.
- Heidbüchel, F. & Kramer, H. (1990) Annales Rodenses. In: Heimatblätter des Kreises Aachen, jaargang 45, 3-4. Aachen: Kreis Aachen.
- https://www.kgv.nl/St._Lambertuskerk
- https://de.wikipedia.org/wiki/Adalbert_von_Saffenberg
- https://de.wikipedia.org/wiki/Herzogenrath
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Annales_Rodenses
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Prebende
- Scholtes, J. (1987). Kerkrade in de schaduw der eeuwen - Vermeldenswaardige feiten en gebeurtenissen van 1100 - 1200. Beek-Limburg: Econoom.
---> 78 AILBERTUS D'ANTOING - DEEL 4 - Bouwwoede en Eerste Ritueel