168 MIJN EERSTE REIS

24 december 1996 - Op mijn verjaardag: mijn partner, mijn zoon met poes Karel op schoot, en mijn collega Roger Quintens.
24 december 1996 - Op mijn verjaardag: mijn partner, mijn zoon met poes Karel op schoot, en mijn collega Roger Quintens.

IN DE TIPI

Thea-Warrior

 

Even een terugblik naar mijn allereerste bewuste reis in de Andere Werelden. Terug naar de vrije middag in het keuzevak 'Op verkenning naar je innerlijke wereld' van 1995/1996 van de Hogeschool Nijmegen. Collega Roger Quintens heeft het keuzevak ontwikkeld, maar naar mijn idee laat hij veel te veel studenten toe om goed aandacht aan de individuele deelnemers te kunnen schenken. 

Al langer tracht hij mij over te halen de tweede begeleider te zijn, en zo geschiedt het dat ik in het weekend van 26 tot en met 28 januari 1996 met hem, en meer dan twintig studenten, in een klooster in Diepenbeek in België beland. 

 

Zaterdagmiddag 27 januari 1996 is de vrije middag, maar Louve, de partner van Roger, heeft de alle aanwezigen uitgenodigd om in hun tipi  te vertellen over de cultuur van de Amerikaanse indianen. Louve leidt zweethutten en kent vele rituelen. Wat heb ik destijds in 1996 over die middag vastgelegd!?

 

Louve had een groot vuur gestookt in het midden van de tent en we gaan er met zijn allen omheen zitten. Ze vertelde allereerst wat van de tipi, bijvoorbeeld dat hij eigenlijk met de opening naar het oosten diende te staan, de kant van de opgaande zon, maar dat het in hun tuin beter was om hem naar het westen op te zetten vanwege gebrek aan ruimte, en dat hij dus nu was gericht naar de wereld van de voorouders.

Louve vertelde dat ze ons de mogelijkheid bood een eis te maken naar de parallelle wereld. Deze wereld wordt bevolkt door dieren. Dieren die ondersteunend zijn voor de mensen aan wie ze verschijnen.

 

Ze vertelde dat we denkbeeldig door het vuur dienden te gaan en dan in een tunnel terecht zouden komen. In die tunnel kon van alles gebeuren, maar daar moesten we ons maar niets van aantrekken. Als we zouden doorlopen kwamen we in de parallelle wereld terecht en daar zou vanzelf een dier zich aan ons aanbieden. We konden het dier vragen of het bij ons hoorde en dan zouden we wel zien wat er gebeurde. Ze waarschuwde ons nog om slangen, haaien en insecten, bijvoorbeeld vlinders te weigeren, omdat dit prehistorische dieren waren en deze wellicht een te grote kracht voor ons hadden. Als deze dieren zich aanboden konden we hen vragen ons naar een voor ons eenvoudiger dier te brengen, hetgeen ze zouden doen. Ze zou ons op onze reis begeleiden met de drum, aan het eind zou ze ons terugleiden.

 

"Ik ga nu mijn dieren om toestemming vragen," zegt Louve, en maakt met de hand een draaiende beweging op de drum.

Ik was al vertrokken! Mijn tunnel was vier meter lang, twee meter zwart en twee meter wit en toen stond ik op een savanne. Voor mij liep een grote groep giraffen. Ze liepen maar wat door elkaar en schenen mij niet op te merken. Ik keek wat rond en zag aan de linkerkant een adelaar op de grond zitten. Voor ik wist wat er gebeurde zat ik op zijn rug en ging omhoog het zenit in, dwars door de wolken heen. Ik zag de wereld onder me en de aarde aan alle kanten wegbuigen. Terwijl ik keek schoot mijn adelaar opeens met duizelingwekkende vaart naar beneden. De wind woei waanzinnig langs mijn oren. En toen zag ik de muis in het veld. De adelaar kreeg haar al landend te pakken.... en at haar op. Ik was al afgestapt en was onder de indruk, maar nog geen seconde later dacht ik: Ach ja, zo is het op deze wereld; eten en gegeten worden.

Terwijl ik om me heen keek zag ik een groot bloederig karkas liggen, van een buffel of zo. Er zaten een aantal aasgieren omheen, waar ik wat walgend naar keek. O nee, dacht ik, toch geen aasgier nu? Waar is mijn adelaar?

Terwijl ik om me heen keek zag ik hem zitten, bovenop een houten paal. Ik liep er naar toe en pakte hem vast net boven zijn klauwen. Onmiddellijk steeg hij op. Even sloeg de paniek toe: Ik moet mijn eigen gewicht houden!

Maar het bleek geen probleem en we vlogen al hoger en hoger totdat ik in een enorme canyon terechtkwam. Hoog op een richel was het adelaarsnest met drie jongen. De adelaar zette mij af en vervolgens logeerde ik er enkele dagen. Ik verzorgde de jongen terwijl de adelaar af en aan vloog. Het was gezellig en vredig tegelijk. 's Avonds zaten we op de richel naast elkaar en luisterden naar de geluiden van de wind of als het stil was naar het geluid van de ether. De ondergaande zon kleurde de wanden van de canyon in magnifiek oranje, en de veren van de adelaar bewogen voor hem op een heerlijk verkoelende en luchtige manier in de wind. Opeens kreeg ik het idee terug te moeten. De adelaar greep mij met zijn klauwen bij de schouders en vloog met mij de tipi binnen, boven mijn zitplaats liet hij mij weer in mijzelf zakken en vloog zelf naar de nok van de tent.

"Ga nu weer de tunnel in," zei Louve. Paniekerig sprong ik naar de andere kant en ging mijn tunnel in. Een jonge adelaar schudde nee en liep de witte meters mee. En dus sprong ik maar weer in mezelf.

 

Een van de studentes vertelde onderaan een leeuw gehangen te hebben en meegevoerd te zijn een woud in naar het welpennest. Anderen waren in de tunnel blijven steken en weer anderen hadden niets meegemaakt. Toen vertelde ik dat ik niet door de tunnel was teruggekomen, maar dat de adelaar mij gebracht had. Louve schrok en vertelde dat dat een andere manier was om terug te komen. Ik vertelde mijn verhaal en Louve stelde me gerust over het bloederig karkas door te vertellen dat ik blijkbaar iets had losgelaten en dat het opgeruimd werd. Een van de studenten vroeg of het erg was dat de adelaar mij meegenomen had naar het nest.

Dat hangt er vanaf, zei Louve, of ze voedsel is of niet.

Nee, reageerde ik gebelgd, ik was een zeer geëerde gast.

Oké, zei Louve, dan ben je een adelaarsjong.

Nee, reageerde ik nog verbouwereerder, ik was het maatje.

Louve was echter met een volgende persoon bezig die het zeer betreurde dat hij de slang die hij ontmoet had daadwerkelijk geweigerd had. Ondertussen keek ik naar de nok van de tent en zag daar de adelaar zitten. Ik wist niet meer wat ik moest. En terwijl Louve met de 'slangejongen' praatte voelde ik opeens de adelaar op mijn schouders terechtkomen. Hij kneep hard en het deed pijn en toen zakte hij in me. Met zijn klauwen pakte hij mijn zitbotjes vast en daar zat hij volledig in me. Ik voelde de vleugels op mijn rug, mijn nek boog zich naar voren, maar het meest merkwaardig waren mijn ogen. Alsof ze konden steken.

Vanaf dat moment kan ik mij adelaar voelen, de hele gedenkwaardige dag heb ik hem gevoeld en ook nu nog kan ik hem elk moment oproepen. Een zeer bijzondere gewaarwording. Het gekke is dat ik nu nog niet weet of het nu een mannetje of een vrouwtje was, ik heb over hem gesproken, maar ik weet het werkelijk niet. Het doet er ook niet toe. Hij had prachtige, bruine veren.

Diep onder de indruk ben ik naar het klooster teruggewandeld met Roger en de studenten. Het lopen ging moeilijk, het was net of ik een grote adelaar was.

 

Wat ben ik dankbaar voor het aanbod dat Louve Dahms de studenten en mij heeft gedaan om te reizen in - wat zij noemde - de Parallelle Wereld. Een heel nieuwe wereld heeft zich op die 27ste januari 1996 aan mij geopend. Een wereld die mij veel... heel veel goeds gebracht heeft. Dat mijn krachtdier Adelaar zo gemakkelijk bij mij bleef in de gewone wereld, was blijkbaar wel apart. Hee, het is vandaag 27 januari 2021, ik vier vandaag het zilveren jubileum... 25 jaar met een bewuste intentie reizen in de Andere Werelden! Hoera, hoera, hoera!

Maar... laat ik teruggaan naar de donker-geklede-mannen in het Heelal.